Dag Anouk,

Eigenlijk is dit een natuurkundige vraag, maar bij sk moet je dit ook kunnen.

Om de berekening te kunnen maken moet je begrijpen wat de grootheid soortelijke warmte (symbool c) precies voorstelt.
De definitie van soortelijke warmte is:

De hoeveelheid warmte die nodig is om 1 kg stof 1graad in temperatuur te laten stijgen.

In jou geval: c = 4,0 . 10^3 j/kg/K betekent dus dat als je 1 kg van de maaltijd 1 graad in temperatuur wil laten stijgen je 4,0 . 10^3 J nodig hebt aan warmte.
Zou je 0,5 kg maaltijd hebben, dan heb je natuurlijk maar 0,5 keer deze hoeveelheid energie nodig (dus de helft van 4,0 . 10^3 J)
Wil je de maaltijd 10 graden in temperatuur laten stijgen, dan heb je natuurlijk 10 keer zoveel energie nodig.

Je kunt beide aspecten weergeven in één formule:

Q = m . c . ∆T Hierin is: m de massa in kg, c de soortelijke warmte in J/kg/K en ∆T de temperatuurstijging.

Met jou gegevens kun je de formule invullen en Q berekenen.
Bedenk dat je in werkelijkheid meer warmte nodig hebt, dan je berekent, want je hebt ook warmte nodig voor bijvoorbeeld de omgevingslucht. Met jou gegevens kun je die echter niet berekenen.

Succes.
Stuur je antwoord (of nadere vragen) maar op, dan reageer ik wel weer (in de loop van de middag)

Groet
MUI